Thésaurus:voilier/néerlandais
Cette page contient un recueil de vocabulaire en néerlandais autour du thème « voilier ». Ce recueil, appelé thésaurus, ne traite pas du mot lui-même, mais tente de fournir une liste de mots associés au thème dont vous pourriez avoir besoin et qui pourraient vous échapper.
| Ce thésaurus présente des mots en néerlandais, et des traductions devraient être ajoutées. |
Types de voiliers
- 16-kwadraat
- 420
- 470
- aak
- bark
- barkas
- barkentijn
- blazer
- bolschip
- brigantijn
- brik
- bergummermeer (= BM)
- BM (= bergummermeer)
- botter
- catamaran
- draak
- FJ ( = flying junior)
- finn
- flash
- flying junior ( = FJ)
- hagenaar
- hoogaars
- jacht
- jol
- jonk
- kaag
- klipper
- klipperaak
- kits
- kwak
- laser
- lelievlet
- lemsteraak
- logger
- mirror
- optimist
- pampus
- piraat
- platbodem
- randmeer
- RC44
- regenboog
- sailhorse
- schakel
- schouw
- schoener
- schoenerbrik
- schokker
- skûtsje
- sloep
- smak
- snik
- solo
- splash
- tjalk
- top
- TP52
- trimaran
- valk
- vaurien
- volschip
- vrijheid
- wayfarer
- windjammer
Éléments généraux
- achterschip
- bak
- ballast
- bakboord
- bezaansmast
- binnenboordmotor
- boeg
- boegspriet
- bolder
- boom
- brug
- buikdenning
- buitenboordmotor
- fokkenmast
- gaffel
- gangboord
- giek
- grote mast
- handreling
- hek
- helmstok
- kaapstander
- kajuit
- kiel
- kikker
- kim
- kimkiel
- kombuis
- kuip
- luchthapper
- lummel
- mast
- midzwaard
- potdeksel
- preekstoel
- ra
- reling
- roer
- roerblad
- roerkoning
- rolrif
- romp
- scheg
- scepter
- schuurlijst
- spiegel
- steng
- stuurhut
- stuurboord
- stuurwiel
- verhaalklamp
- voetreling
- voorschip
- zaling
- zelflozer
Gréement
Gréement dormant
- achterstag
- babystag
- bakboordstag
- bakstag
- fokkenstag
- hekstag
- hoofdwant
- paard
- putting
- stag
- stagsnelspanner
- stagspanner
- topwant
- voorstag
- wantspanner
- waterstag
Gréement courant
Types de gréement
- bermudatuig
- dwarsgetuigd
- gaffeltuig
- joltuig
- jonktuig
- kitstuig
- kottertuig
- latijntuig
- loggertuig
- sloeptuig
- spriettuig
- torentuig
- langsgetuigd
- vierkantgetuigd
- yawltuig
Voiles
- aap
- bagijnzeil
- bezaan
- bezaansgaffeltopzeil
- binnenkluiver
- bovenmarszeil
- bramzeil
- buitenkluiver
- druil
- fok
- gaffelzeil
- gaffeltopzeil
- genua
- grootgaffeltopzeil
- grootmiddenstagzeil
- grootstagzeil
- grootstengestagzeil
- grootzeil
- jager
- kluiver
- latijnzeil
- loggerzeil
- marszeil
- ondermarszeil
- razeil
- rolfok
- spinaker
- sprietzeil
- stagzeil
- stormfok
- stormzeil
- vlieger
- voorstengestagzeil
- waterzeil
Parties de la voile
- achterlijk
- bovenlijk
- gaffelhoek
- klauwhoek
- halshoek
- onderlijk
- reefgaatje
- reefknuttel
- tophoek
- voorlijk
Manœuvres
- afvallen
- bijliggen
- een zeil bak zetten
- een rif steken
- gijpen
- kruisen
- laveren
- oploeven
- overstag gaan
- reven
- stormrondje
Allures
- aan de wind (fr: bon plein)
- achterlijker dan dwars (fr:largue)
- halve wind (fr:travers)
- hoog aan de wind (fr:près)
- in de wind (fr: vent debout)
- ruime wind (fr:grand largue)
- scherp aan de wind (fr:près)
- voor de wind (fr: vent arrière)
Mouillage
- anker
- ankerboei
- ankerblad
- ankergerei
- ankerkluis
- ankerketting
- ankerlier
- ankerlicht
- stokanker
- grondtakel
- ploeganker
Éclairage
- bakboordlicht
- heklicht
- stuurboordlicht
- toplicht
- zalinglamp