uitvoeren
Néerlandais
Étymologie
- Dérivé par préfixation de voeren.
Verbe
| Présent | Prétérit | |
|---|---|---|
| ik | voer uit | voerde uit |
| jij | voert uit | |
| hij, zij, het | voert uit | |
| wij | voeren uit | voerden uit |
| jullie | voeren uit | |
| zij | voeren uit | |
| u | voert uit | voerde uit |
| Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
| hebben | voeren uitd | uitgevoerd |
uitvoeren \Prononciation ?\ transitif
- Exécuter, réaliser, accomplir, effectuer, faire.
- Wij zullen uw bestelling tot uw volle tevredenheid uitvoeren.
- Nous exécuterons votre commande à votre entière satisfaction.
- Een taak uitvoeren.
- Accomplir une tâche.
- Niets uitvoeren.
- Ne rien faire, ne pas en ficher un coup.
- Wij zullen uw bestelling tot uw volle tevredenheid uitvoeren.
- Jouer, interpréter, représenter.
- Een toneelstuk uitvoeren.
- Jouer une pièce.
- Een muziekstuk uitvoeren.
- Exécuter un morceau de musique.
- Een toneelstuk uitvoeren.
- Exporter.
- Machines uitvoeren.
- Exporter des machines.
- Machines uitvoeren.
Synonymes
- exécuter
- jouer
- exporter
- exporteren
Vocabulaire apparenté par le sens
- accomplir
- réaliser, exécuter
- jouer, représenter
- ballet
- muziekstuk
- toneelstuk
- exporter
- exportartikel
- exportbedrijf
- exportgoederen
- transitverkeer
- faire
- activiteit
- bezigheid
- kattenkwaad
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation
- Pays-Bas : écouter « uitvoeren [Prononciation ?] »
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]