dagtekenen

Néerlandais

Étymologie

Composé de nom “dag” et “tekenen”.

Verbe

dagtekenen transitif

Présent Prétérit
ik dagteken dagtekende
jij dagtekent
hij, zij, het dagtekent
wij dagtekenen dagtekenden
jullie dagtekenen
zij dagtekenen
u dagtekent dagtekende
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben dagtekenend gedagtekend
  1. Dater.
    • Exemple d’utilisation manquant. (Ajouter)

Anciennes orthographes

  • dagteekenen

Synonymes

Prononciation

→ Prononciation manquante. (Ajouter)

Cet article est issu de Wiktionnaire. Sauf mention contraire, le texte est disponible sous Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0. Des conditions supplémentaires peuvent s’appliquer aux fichiers multimédias.