overdoen
Néerlandais
Étymologie
- Dérivé par préfixation de doen.
Verbe
overdoen \Prononciation ?\ transitif
- Refaire.
een examen overdoen
- repasser un examen
- (Sens figuré) wij gaan het (nog eens) dunnetjes overdoen
- on va remettre ça
- (Sens figuré) zijn werk overdoen
- revoir sa copie
- Céder, remettre, vendre.
een zaak overdoen
- céder un commerce
Synonymes
- refaire
- overmaken
- vermaken
- herstellen
- céder
- afstaan
- verhandelen
- verkopen
- vervreemden
- wegdoen
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 95,3 % des Flamands,
- 98,1 % des Néerlandais.
Prononciation
- (Région à préciser) : écouter « overdoen [Prononciation ?] »
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]