geheel
Néerlandais
Étymologie
Nom commun
- Tout, ensemble, totalité.
een geheel vormen
- former un tout
in het geheel niet
- pas / point du tout, aucunement, nullement
Synonymes
Dérivés
- algeheel
- geheelheid
- geheelonthoudend
- geheelonthouder
- geheelonthouding
- geheelonthoudster
- spelersgeheel
- tekstgeheel
Adjectif
geheel \Prononciation ?\
Adverbe
geheel \Prononciation ?\
- Entièrement, tout à fait, totalement, complètement.
ik voel mij een geheel ander mens
- je me sens tout autre
een plan geheel opgeven
- renoncer définitivement à un projet
geheel anders
- complètement différent, tout autre
geheel of gedeeltelijk
- en tout ou en partie
niet geheel
- pas tout à fait
geheel niet
- pas du tout
hij was geheel in het zwart
- il était tout en noir
geheel en al
- complètement, tout à fait, pleinement
in zijn geheel (volledig)
- en entier
Synonymes
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,2 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
Prononciation
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]