doos
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
doos \Prononciation ?\
Synonymes
Prononciation
- Afrique du Sud (Johannesbourg) : écouter « doos [Prononciation ?] »
Néerlandais
Étymologie
Nom commun
doos \do:s\
Dérivés
- aansluitdoos
- afschermdoos
- aftakdoos
- aftakkingsdoos
- archiefdoos
- balsemdoos
- bananendoos
- blokkendoos
- bonbondoos
- boterdoos
- boterhammendoos
- bouwdoos
- brillendoos
- brooddoos
- centraaldoos
- contactdoos
- dirkdoos
- doos van Pandora
- doosbarometer
- dooscatalogus
- doosdiagram
- doosinhoud
- dooskiel
- doosmicrofoon
- doosniveau
- doosschakelaar
- doosschildpad
- doossteven
- doostelefoon
- doosvormig
- doosvrucht
- dooswaterpas
- dozenmachine
- dozenmaker
- ehbo-doos
- eierdoos
- gleufdoos
- goocheldoos
- inbouwdoos
- installatiedoos
- kakdoos
- kapdoos
- kijkdoos
- kleurdoos
- lakdoos
- lasdoos
- letterdoos
- muziekdoos
- naaidoos
- omdoos
- ontwikkeldoos
- opzetdoos
- ouwehoedendoos
- pillendoos
- poederdoos
- poepdoos
- schminkdoos
- schoenendoos
- schuifdoos
- slaapdoos
- snuifdoos
- speeldoos
- stapeldoos
- stekkerdoos
- tabaksdoos
- tekendoos
- timmerdoos
- tinteldoos
- toiletdoos
- tondeldoos
- toverdoos
- trukendoos
- verbanddoos
- verdeeldoos
- verfdoos
- verhuisdoos
- voorraaddoos
- wandcontactdoos
- woondoos
- zaaddoos
- zeepdoos
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation
- (Région à préciser) : écouter « doos [do:s] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « doos [Prononciation ?] »
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]