schouder
Néerlandais
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
| Nombre | Singulier | Pluriel |
|---|---|---|
| Nom | schouder | schouders |
| Diminutif | schoudertje | schoudertjes |
schouder \ˈsχɑʊ̯.dəɾ\ masculin
- (Anatomie) Épaule.
Bij het eerstvolgende station sprong ik met de tas over mijn schouder uit de trein. Ik kroop onder de spoorbomen door naar de overkant, bleef even hijgend staan en keek hoe de trein van me wegreed, en ik begon te rennen langs het spoor, eerst rustig maar daarna steeds sneller.
— (Renske Jonkman, Zo gaan we niet met elkaar om, Nijgh & Van Ditmar, 2011, page 315. → lire en ligne)- La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Voir aussi
- schouder sur l’encyclopédie Wikipédia (en néerlandais)
Prononciation
- \ˈsχɑʊ̯.dəɾ\
- Pays-Bas : écouter « schouder [ˈsχɑʊ̯.dəɾ] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « schouder [Prononciation ?] »
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]