minijurk
Néerlandais
Étymologie
Nom commun
| Nombre | Singulier | Pluriel |
|---|---|---|
| Nom | minijurk | minijurken |
| Diminutif | minijurkje | minijurkjes |
minijurk \mi.ni.jʏɾk\ féminin/masculin
- (Habillement) Minirobe.
Bij haar huwelijk in 1954 met acteur Mel Ferrer droeg ze een witte jurk met een rond kraagje en grote pofmouwen, in 1969 huwde ze psychiater Andrea Dotti in een roze minijurk met een bijpassende hoofdhoek.
— (« Alleen in zijn creaties was ze zichzelf », dans NRC Handelsblad, 25 novembre 2016 [texte intégral])- La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
Variantes orthographiques
- mini-jurk (Orthographe de 2006)
Vocabulaire apparenté par le sens
- minirok
- minirokje