knotswier

Néerlandais

Étymologie

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
(Date à préciser) Composé de knot nœud »), -s- et wier algue »), littéralement « algue noueuse ».

Nom commun

Nombre Singulier Pluriel
Nom knotswier knotswieren
Diminutif

knotswier \Prononciation ?\ neutre

  1. (Phycologie) Algue noueuse ou goémon noir, espèce d’algue brune dont le nom scientifique est Ascophyllum nodosum.
    • Ze ziet grote pollen slijkgras in de modder, in de beschutte getijzone groeit een dicht tapijt knotswier, ze onderscheidt een bos zeldzaam buiswier dat door de storm is losgeslagen en op drift is geraakt.  (Hermine de Graaf, « Vijf broden en drie vissen » dans Onhandige gebaren: de mooiste verhalen van Hermine de Graaf, Meulenhoff, 1995, page 241  lire en ligne)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
    • Knotswier kan ook wanneer het losgeraakt is, nog een hele tijd overleven en vormt zelf vaak een ondergrond voor zacht roodwier (Polysiphonia).  (Michael Lohmann, Deltas gids voor planten en dieren van de kust, traduit de l’allemand par Jan Heyvaert, Deltas, 1994, page 30  lire en ligne)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)
    • 'Dat is zeewier', zegt opa.
      'Bijten die?' vraagt Eefje.
      Opa shiet in de lach.
      'Het is geen dier, maar een plant. En dit is knotswier. Zien jullie die bolletjes? Die kun je knallen'.
       (Carry Slee et Dagmar Stam, Giechel Visjes, Carry Slee, 2000, page 41  lire en ligne)
      La traduction en français de l’exemple manque. (Ajouter)

Hyperonymes

Prononciation

Prononciation manquante. (Ajouter)

Voir aussi

  • knotswier sur l’encyclopédie Wikipédia (en néerlandais)