grijzen

Néerlandais

Étymologie

Composé de grijs avec le suffixe -en.

Verbe

grijzen \Prononciation ?\ intransitif (Moins courant)

Présent Prétérit
ik grijs grijsde
jij grijst
hij, zij, het grijst
wij grijzen grijsden
jullie grijzen
zij grijzen
u grijst grijsde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn grijzend gegrijsd
  1. Grisonner.

Hyperonymes

  • ontkleuren
  • verkleuren

Dérivés

Vocabulaire apparenté par le sens

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 69,3 % des Flamands,
  • 78,0 % des Néerlandais.

Prononciation

Références

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]