fietsenstalling

Néerlandais

Étymologie

Composé de fiets (« vélo »), -en- et stalling (« garage »).

Nom commun

Nombre Singulier Pluriel
Nom fietsenstalling fietsenstallingen
Diminutif fietsenstallinkje fietsenstallinkjes

fietsenstalling \Prononciation ?\ féminin

  1. (Cyclisme) Garage, local, parking destiné aux vélos.
    • De fietsenstalling aan de Spoorlaan in Oss, bij het station, blijft voorlopig open. Maar als het aan de Osse politiek ligt moet er in de toekomst worden betaald voor het stallen van rijwielen, om een puinhoop bij het station te voorkomen.— (Laura Romanillos, Fietsenstalling bij station Oss blijft open, maar betaald, bd.nl, le 05 juillet 2019)

Synonymes

  • rijwielstalling

Prononciation

Cet article est issu de Wiktionnaire. Sauf mention contraire, le texte est disponible sous Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0. Des conditions supplémentaires peuvent s’appliquer aux fichiers multimédias.