drempel
Néerlandais
Étymologie
Nom commun
| Nombre | Singulier | Pluriel | 
|---|---|---|
| Nom | drempel | drempels | 
| Diminutif | drempeltje | drempeltjes | 
drempel \drɛmpəl\ masculin
- Seuil.
- (Transport) Ralentisseur, gendarme couché.
Synonymes
Dérivés
- drempelbedrag
- drempelbijdrage
- drempelgeld
- drempelpooier
- drempelprijs
- drempelverhogend
- drempelverhoging
- drempelverlagend
- drempelverlaging
- drempelvrees
- drempelwaarde
- hoogdrempelig
- laagdrempelig
- lage drempel
Hyponymes
- autodrempel
- bovendrempel
- gehoordrempel
- kiesdrempel
- lekdrempel
- onbetrouwbaarheidsdrempel
- onderdrempel
- opkomstdrempel
- pijndrempel
- prikkeldrempel
- rentabiliteitsdrempel
- slagdrempel
- sluisdrempel
- verkeersdrempel
- vloeddrempel
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[3] :
- 98,8 % des Flamands,
- 99,3 % des Néerlandais.
 
Prononciation
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- (Région à préciser) : écouter « drempel [Prononciation ?] »
Références
- « drempel », dans Union de la langue néerlandaise, Woordenlijst Nederlandse Taal, 2015 → consulter cet ouvrage
- ↑ « drempel » dans Nicoline van der Sijs, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, dbnl.org, Amsterdam, Anvers, 2002, ISBN 978-902042045-6
- ↑ « drempel », dans Nicoline van der Sijs, etymologiebank.nl, 2010 → consulter cet ouvrage
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]