degenereren

Néerlandais

Étymologie

Du français dégénérer.

Verbe

degenereren intransitif

Présent Prétérit
ik degenereer degenereerde
jij degenereert
hij, zij, het degenereert
wij degenereren degenereerden
jullie degenereren
zij degenereren
u degenereert degenereerde
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn degenererend gedegenereerd
  1. Dégénérer, s’abâtardir.

Anciennes orthographes

  • degenereeren

Synonymes

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 94,4 % des Flamands,
  • 95,9 % des Néerlandais.

Prononciation

Références

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]