beoordelen
Néerlandais
Étymologie
Verbe
| Présent | Prétérit | |
|---|---|---|
| ik | beoordeel | beoordeelde |
| jij | beoordeelt | |
| hij, zij, het | beoordeelt | |
| wij | beoordelen | beoordeelden |
| jullie | beoordelen | |
| zij | beoordelen | |
| u | beoordeelt | beoordeelde |
| Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
| hebben | beoordelend | beoordeeld |
beoordelen \Prononciation ?\ transitif
- Juger, apprécier.
- De zaak goed kunnen beoordelen.
- Être bon juge en la matière.
- Naar het uiterlijk beoordelen.
- Juger sur les apparences.
Hoe beoordeelt u...?
- Quel jugement portez-vous sur...?
- De zaak goed kunnen beoordelen.
- (Notation) noter.
- Beoordelen van 0 tot 10.
- Noter de 1 à 10.
- Beoordelen van 0 tot 10.
- Juger, considérer.
- Exemple d’utilisation manquant. (Ajouter)
Synonymes
- censeren
- bespreken
- keuren
- kritiseren
- oordelen
- vonnissen
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation
- Pays-Bas : écouter « beoordelen [Prononciation ?] »
Références
- ↑ Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal [≈ Reconnaissance du vocabulaire des Néerlandais et des Flamands 2013 : résultats de la grande enquête nationale sur les langues], Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 pages. → [archive du fichier pdf en ligne]